vrijdag 19 april 2019

Help, ze luisteren niet! (2/3)

Ik herinner me een van de eerste keren dat ik als verteller voor groep 1-2 een verhaal vertelde. Het ging over een konijn. Of een haas, dat weet ik niet meer precies. De kinderen zaten braaf in de kring. Maar mijn woorden "Het konijn sprong hup, hup, hup door het gras," waren voor de hele groep aanleiding om wild in het rond te gaan springen. "Oh ja," dacht ik toen, "dat doen kleuters..." Want ja, dat is normaal gedrag. Hieronder beschrijf ik hoe je er al vertellend een draai aan kunt geven.


Het ligt niet aan de kinderen
Peuters en kleuters die aandachtig luisteren, wiebelen en friemelen en vaak doen ze je na, zowel je bewegingen als je woorden of geluiden. Daar kunnen ze niks aan doen. Het gaat vanzelf en is zelfs een noodzakelijke vaardigheid: imitatie is de basis van al het leren. Naarmate we ouder worden, leren we die impuls tot imiteren uit te schakelen en bewegen we alleen nog in ons hoofd mee. Maar van jonge kinderen kun je dus niet verwachten dat ze muisstil zitten te luisteren.

'If you can't fight it, embrace it'
Peuters of kleuters doen dus automatisch mee met je verhaal. Ze wapperen met hun handen als jij dat doet en imiteren de geluiden die jij maakt. Sommigen papegaaien zelfs hele zinnen. Het is om gek van te worden. Tenzij... je het juist gebruikt voor je verhaal! Daarvoor moet je bij je voorbereiding goed nadenken op welke momenten de kans groot is dat de kinderen mee zullen gaan doen. Op die plekken bouw je bewust interactie in.

Gedrag sturen
Door zelf de momenten te kiezen dat kinderen mogen meedoen kun je hun gedrag sturen en kom je wat minder voor verrassingen te staan. Ze doen op dat moment wat jij van ze vraagt en tegelijkertijd geef je gehoor aan hun behoefte om mee te doen. Dat 'meedoen' kan op verschillende manieren:
  • In je verhaal komt een toverspreuk, versje of liedje voor dat meerdere keren herhaald wordt. Na twee of drie keer gaan de eerste kinderen vaak vanzelf meedoen, en anders kun je ze daartoe uitnodigen.
  • Meedoen wordt nog gemakkelijker als je de tekst ondersteunt met een beweging - met handen of hele lijf. Als de kinderen de woorden nog niet weten, kunnen ze de bewegingen nadoen.
  • Bewegingen in het verhaal, zoals trekken, duwen of sturen kun je uitbeelden. Je kunt de kinderen vragen om te 'helpen' door mee te duwen of trekken. 
  • Ook bij roepen of tellen kun je de kinderen vragen om te helpen. Jij geeft zelf het tempo aan.
  • Hetzelfde geldt voor het maken van geluiden: je kunt ze laten klappen, tikken, stampen, blazen, brommen...
  • Je kunt raadseltjes inbouwen door dieren of voorwerpen in het verhaal te beschrijven en niet gelijk te verklappen wat het is, maar eerst aan de kinderen te vragen of ze het weten.
Driemaal is scheepsrecht
Bovengenoemde vormen van interactie komen het beste tot hun recht als ze herhaald worden. De eerste keer weten de kinderen niet meteen wat er van ze verwacht wordt. De tweede keer herkennen ze het en de derde keer gaan ze er voor. Driemaal is dus scheepsrecht. Of vijfmaal. Of zevenmaal. Dat mag ook. Hoe vaker hoe leuker.

Pas je verhaal aan
Misschien zit er in het verhaal van je keuze geen versje en ook geen herhalingen of bewegingen die geschikt zijn om na te doen. Verzin er dan iets bij! Als verteller zit je niet vast aan de tekst. Pas je verhaal aan, voeg dingen toe of haal ze weg. Dat kost misschien extra voorbereidingstijd, maar het is beslist de moeite waard. Want als de kinderen mee kunnen doen, weet je zeker dat ze tot het eind blijven luisteren!

Dit is het tweede artikel in een reeks van drie, waarin ik tips geef hoe je ervoor zorgt dat jonge kinderen betrokken luisteren naar je verhaal.
Het eerste artikel ging over de aandacht krijgen om te beginnen. Je vindt het hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten