vrijdag 15 januari 2021

Een goed begin...

Ik begon het nieuwe jaar met het maken van een planning, herinrichten van mijn werkkamer en uitmesten van mijn archief. Een goed begin is immers het halve werk, zegt men. Dat geldt ook voor het vertellen van een verhaal. Met een begin dat staat als een huis, trek je je publiek het verhaal in. Ik geef je een paar tips die daarbij kunnen helpen.

Het begint vóór het begin

Je vertelling begint al voor de eerste zin van je verhaal. Je publiek moet voorbereid zijn om te luisteren. Zit iedereen goed? Zijn er geen afleidende omstandigheden? Het kan handig zijn om je even voor te stellen of te vragen of je luisteraars er klaar voor zijn: dan hebben ze je stem al een keer gehoord en zijn ze gewend aan de klank. Daarmee verzeker je je ervan dat ze daarna die belangrijke eerste zin van het verhaal zullen verstaan.

Er was eens...

De klassieker onder de beginzinnen is 'Er was eens...'  Het is dé formule om een sprookje te beginnen, maar hij werkt ook prima voor veel andere fictieve (volks)verhalen, zoals fabels of dierenverhalen. Bij het horen van deze woorden weet zelfs een kind dat er iets komt dat zich niet in onze wereld afspeelt, maar in een andere realiteit: waar alles mogelijk is, in een onbenoemde tijd op een onbenoemde plek.

Origineel is het niet

Voor een wat origineler begin, varieer ik graag op het erwaseens-thema, bijvoorbeeld:

  • Er was eens en er was eens niet...
  • Er was eens, in de tijd dat de dieren konden praten...
  • Er was eens, in de tijd dat de poezen blaften en de honden miauwden...
  • Er was eens, lang geleden, in de tijd voor mijn oma leefde en zelfs nog voor mijn oma's oma...

Poezen die blaffen? Nog ouder dan mijn oma? Dat trekt de aandacht! Je publiek is betrokken en luistert vervolgens ook naar het verhaal. Maar bij oudere kinderen blijft er een kans dat ze afhaken, omdat 'het maar een sprookje is'. 

Met de deur in huis vallen

Soms kun je beter meteen overgaan tot actie. Sla het hele begin over. Laat de introductie met beschrijving van hoofdpersoon, tijd en plaats even zitten. Knal hem er gelijk in waar de actie begint (voor de kenners: het motorisch moment.) In plaats van: "Er was eens een meisje dat altijd een rood mutsje droeg. Dat mutsje had ze gekregen van haar oma. Iedereen noemde haar daarom Roodkapje", kan het ook zo beginnen:

Het meisje huppelde door het bos. Plotseling hoorde ze geritsel in de bosjes. Ze trok haar rode mutsje recht en keek in de richting van het geluid. Zag ze daar iets donkers bewegen? Ze hield het mandje met koekjes wat dichter tegen zich aan.

De kunst is om weggelaten onmisbare informatie later al vertellend toch nog in je verhaal te weven.

Of zeg niks

Gebruik de kracht van stilte. Ze verwachten dat je gaat praten, maar hoe langer je daarmee wacht, hoe spannender het wordt. Moet je dan maar een beetje wachten en voor je uit te staren? Natuurlijk niet. Denk aan je verhaal. Leef je in in de hoofdpersoon. Je blik en je houding weerspiegelen dit en het publiek ziet dat. Of begin met een beweging. Bij bovengenoemd voorbeeld slenter je eerst zwijgend door het bos en bewonder je bomen en paddenstoelen.

Verras je publiek

Dit zijn maar een paar mogelijkheden. Er is niet één regel. Hoe je begint, hangt af van je verhaal, je publiek en de situatie. Belangrijk is dat je er altijd van tevoren over nadenkt. Hoe kun je je publiek verrassen? Plan wat je gaat doen en ruim op wat overbodig is. Want een goed begin is het halve werk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten