Inmiddels ben ik verhalenverteller en de afgelopen jaren heb ik veel geleerd over verhalen en hoe ze in elkaar zitten. Dat maakt me nog niet een goede schrijver, maar het is genoeg kennis om een alleszins redelijk verhaal op papier te zetten. Waarom leren we dat niet op school?
Een ufo in je tuin. En dan...? |
Na het hierboven beschreven schriftje met ufo-verhaal volgden meer schrijffrustraties. Toen we in de laatste twee jaar van het vwo bij stelopdrachten tien titels kregen - negen voor een betoog en de tiende voor een verhaal - sloeg ik de tiende titel altijd over. Ik was er inmiddels van overtuigd dat je voor het schrijven van verhalen talent moest hebben. Of inspiratie. Of allebei. Ik wist het niet precies, maar wist wel zeker dat ik het niet had. Een betoog was veel gemakkelijker: introductie, voor- en nadelen, conclusie - klaar! Dat had ik geleerd en daarmee was ik in ieder geval zeker van een voldoende.
Verhalen in plaats van grammatica
Dit alles was in mijn herinnering weggezakt, totdat ik eerder dit jaar online een artikel las van Tim Lott voor de Guardian, met de krachtige titel 'Ditch the grammar and teach children storytelling instead'. Daarin doet hij een betoog om kinderen te leren verhalen te schrijven, want verhalen zijn meer dan verzinsels. Verhaalstructuren komen in alle vormen van communicatie terug: van onze verhalen bij de koffieautomaat tot films en tv-series. Een samenhangend verhaal kunnen vertellen is een vaardigheid voor het leven.
Leerbaar en meetbaar
Er is nog iets wat Lott in zijn betoog benadrukt: creatief schrijven kun je leren. Hij maakt korte metten met de opvatting dat het een kwestie is van aangeboren talent of toevallige inspiratie. Verhalen schrijven is een vaardigheid die je kunt opsplitsen in concrete deelvaardigheden, die je stuk voor stuk kunt aanleren én toetsen (want dat willen we natuurlijk graag in ons opbrengstgerichte onderwijs). Taalonderwerpen als directe en indirecte rede of bijvoeglijke naamwoorden kun je prima oefenen tijdens een gerichte schrijfoefening (met resp. dialogen of beschrijvingen). Dat lijkt mij trouwens ook veel leuker, en zinvoller, dan een invuloefening in een taalboek.
Gemiste kans
Op veel basisscholen, Vrije School en Freinetonderwijs uitgezonderd, is het stelonderwijs een ondergeschoven kind: een onderdeel dat af en toe aan bod komt in de taalmethode en waar bovendien de nadruk meer ligt op non-fictie dan op fictie. Naar mijn mening is dit een gemiste kans voor zinvol, geïntegreerd taalonderwijs en een gemiste kans voor de motivatie van leerlingen. Want wat is er nou leuker dan je fantasie lekker de vrije loop te laten gaan en je zo facetten van taal en 'storytelling' eigen te maken? Als je van jongs af aan, stap voor stap leert hoe je een verhaal opbouwt, hoef je op latere leeftijd niet gefrustreerd te wachten op die magische inspiratie.
Jong beginnen
Zo'n stapsgewijze aanpak om verhalen te leren schrijven begint al vroeg: nog voordat kinderen kunnen schrijven. Door ze veel verhalen te laten horen, voorgelezen of verteld, raken ze bekend met verhaalstructuren. Dat sprookjes beginnen met 'Er was eens...' en eindigen met 'lang en gelukkig', bijvoorbeeld. Of dat driemaal scheepsrecht is. En dat het spannend wordt op het moment dat je 'maar op een dag...' hoort.
Door vaak met kinderen te improviseren, leren ze open te staan voor creatieve invallen en dat er geen goed of fout is. Dat kan mondeling, bijvoorbeeld als tussendoor-spelletje en hoeft dan niet veel tijd te kosten. Maar je geeft creatieve denkers en toekomstige schrijvers er wel een stevige basis mee. Jong geleerd is oud gedaan!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten