zondag 21 oktober 2012

Kinderen kunnen best lang luisteren

Al zolang ik als verteller op scholen en in kinderopvang kom, hoor ik regelmatig van leerkrachten of begeleiders zinnen als: "Goh, bij mij zitten ze nooit zo lang zo stil te luisteren." Ik heb wel een idee hoe dat komt, maar meestal vat ik het samen als: "Dat is de magie van vertellen."
Maar in de afgelopen kinderboekenweek begon ik zelf even ernstig aan die 'magie' te twijfelen.

Steeds hetzelfde, telkens anders 
In de kinderboekenweek heb ik dertien keer dezelfde voorstelling gespeeld op vijf verschillende scholen in mijn regio. Dat is dertien keer hetzelfde verhaal, met dertien keer een andere uitkomst, want ieder publiek is anders.
In een achterstandswijk in Utrecht reageren kinderen anders dan in het Gooi - om maar eens twee uitersten te noemen - en dat maakt het juist leuk. Dat houdt het werk afwisselend en het is iedere keer een uitdaging om aan te voelen wat voor vlees ik in de kuip heb.
De ene keer lukt het makkelijker om een 'klik' te krijgen met de zaal dan de andere keer.  Ik ben inmiddels eraan gewend dat ik in de stad meestal harder moet werken om de aandacht van de kinderen vast te houden dan op een dorpsschool, waar ik kinderen soms juist moet uitdagen om wat actiever mee te doen. Het geeft me energie als ik merk dat er een band ontstaat tussen de luisteraars en mij.  Slechts een enkele keer lukt het (bijna) niet en draai ik mijn verhaal af op de automatische piloot. Maar op die ene vrijdag in de kinderboekenweek lukte zelfs dat niet. Het was de nachtmerrie van elke verteller.

Nachtmerrie
Het stormt buiten en een groep 3 stormt het speellokaal binnen.  De kinderen vragen of ze gaan gymmen en stuiteren in het rond en zitten overal aan wanneer juf even terug moet naar de klas. Tien minuten later is eindelijk ook de laatste groep 3 gearriveerd; de eerste kinderen zijn het wachten dan al moe.
Nog geen drie minuten nadat ik ben begonnen moet er een kind naar het toilet. Dit wordt toegestaan, met als gevolg dat een van de leerkrachten de rest van de voorstelling druk is met het regelen van al die anderen die ook naar het toilet moeten.
Een deel van de kinderen is er duidelijk met de aandacht niet bij en stoort met geklets en geduw voortdurend de kinderen die wél proberen te luisteren. De leerkracht van het betreffende groepje komt tegen het eind van de voorstelling binnen. Waar was hij al die tijd?
Ik zet alle zeilen bij om de kinderen toch mee te krijgen in het verhaal. Momenten van aandachtig luisteren en momenten van verslappende aandacht wisselen elkaar af. Precies wanneer ik de kinderen net weer wél mee heb - op ongeveer tweederde van de voorstelling - onderbreekt een van de leerkrachten me of ik alsjeblieft zo gauw mogelijk een eind aan het verhaal wil maken, want 'ze trekken het niet meer'. Verbijsterd vat ik de rest van het verhaal in een paar minuten samen - voor mij is de lol er inmiddels ook wel vanaf. Terwijl de kinderen de zaal uitgaan laat dezelfde leerkracht me nog even weten dat het taalniveau echt véél te hoog was voor deze kinderen. Ik blijf leeg achter.

Boos en bang
Gelukkig is het daarna lunchpauze. Na de lunch staat er nog één optreden op het programma voor groep 4 en ik besluit dat ik het gebeurde van me af moet laten glijden. Gebeurd is gebeurd en iedere groep is anders.
Tegelijkertijd voel ik me ontzettend boos. Boos om de lompe manier waarop ik werd onderbroken. Boos omdat de leerkrachten de kinderen continu naar de wc lieten gaan. Boos omdat ik zeker weet dat het taalniveau niét te hoog gegrepen was: ik heb zelf tien jaar les gegeven in deze wijk en ben bekend met anderstalige leerlingen. Natuurlijk waren er onbekende woorden in het verhaal, maar juist vertellend kun je veel duidelijk maken. En zelfs als je niet alles begrijpt kun je toch met een verhaal meeleven. Waarom werkte dat bij deze kinderen niet?
Ik merk dat ik, ondanks mijn voornemen om het gebeurde van me af te laten glijden, bang ben. Bang dat het na de pauze weer uit de hand loopt. Bang dat de magie van vertellen, om wat voor reden dan ook, niet werkt deze keer. Ik besluit met pijn in mijn hart om het verhaal, indien nodig, toch maar in te korten: het is een raamvertelling en ik kan eenvoudig een van de kortere verhalen overslaan.

Hoe het ook kan
Tot mijn grote verbazing - en opluchting - blijkt inkorten niet nodig. Stipt op tijd komen de groepen 4 binnen en gaan zitten. Een stel jongens vertelt bij binnenkomst dat ze gek zijn op slangen, vooral cobra's. Of ik daar ook over ga vertellen? Wie weet...
Vanaf de eerste minuut leven de kinderen mee met het verhaal. Dat betekent niet dat ze stil zitten te luisteren, in tegendeel: ze denken mee en laten van zich horen. Wanneer de hoofdpersoon iets anders wil zien van de wereld dan een bos met vossen en konijnen, galmen de suggesties door de zaal: 'Krokodillen!' 'Papegaaien!' 'Apen!' 'IJsberen!' Natuurlijk komen al die dieren later in het verhaal, in de jungle terug - nee, de ijsbeer niet - en is er een speciale vermelding voor de cobra. De kinderen zijn betrokken en smullen van het verhaal. Ik geniet en de tijd vliegt om. Wat een energie!


Hoe kan dat nou?
Wat een enorm verschil binnen één school. Is het taalniveau van groep 4 dan zoveel hoger dan groep 3? Ik betwijfel het. Ik denk dat niet de kinderen het verschil maakten op deze dag, maar de volwassenen: de begeleidende leerkrachten en ikzelf.
Op de eerste plaats was ik zelf door de nachtmerrie in de ochtend  veel alerter. Ik wou zoiets beslist niet nog een keer meemaken! Ik was me bewuster van mijn woordkeuze (ja, toch wel ;-)) en nam meer de tijd om zaken uit te leggen of uit te beelden. In plaats van haast en stress om vooral toch het overwicht te houden, stond ik weer met beide benen op de grond.
Daarnaast had ik gelegenheid gehad om naar de kinderen te luisteren. Bij binnenkomst hoefde ik ze niet uit mijn decor te plukken - zoals de vorige groep - maar kon ik een praatje met ze maken, waardoor ik later kon aansluiten bij wat hen bezighield.
Dat laatste was mogelijk doordat deze groep kinderen duidelijk van tevoren was geïnstrueerd: binnen komen, gaan zitten, luisteren. Er was van tevoren geen geren in de zaal of toiletbezoek tijdens de voorstelling.

Goed voorbeeld doet goed volgen
Het aller-, állerbelangrijkste echter, was de houding van de leerkrachten tijdens de voorstelling. Ze zaten niet langs de zijlijn de kinderen te controleren en corrigeren, maar zaten er tussenin. Een heel enkele keer heb ik gemerkt dat ze een kind terechtwezen, maar de meeste tijd zaten ze gewoon te luisteren. Ademloos. Meelevend. Lachend. Genietend.
Ik zie nóg voor me hoe een van de juffen haar gevoel deelde met de leerlingen om haar heen, met een verraste blik van 'hoor je dat?!' Die positieve houding maakt het verschil tussen een betrokken publiek en ketende kinderen.

Dus, meesters en juffen (en ook vaders en moeders): kinderen kunnen best een tijdje rustig luisteren, maar geef ze de kans om dat te leren. Laat zien dat je zélf ook aandachtig kunt kijken en luisteren naar een voorstelling en leg daarmee de basis, want kinderen leren door imiteren. Het cliché 'Een goed voorbeeld doet goed volgen' blijkt ook hier weer waar.

2 opmerkingen:

  1. ha Melanie ,
    ik kan je alleen maar gelijk geven .
    Het zijn vaak de leerkrachtem die een groep lastig maken .
    Ik heb net als jij voor de klas gestaan en kan je conclusie volledig beamen .
    Maar als het goed gaat is vertellen het leukste wat er bestaat!

    Groetjes José Biever vertellenderwijs .

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Volledig mee eens! Een voorstelling valt of staat met de begeleidende volwassenen! Ik besteed daar bij het boeken ook altijd tijd aan. Maar toch hoor je soms nog: "Maar het gaat toch om de kinderen." Ja, natuurlijk gaat het daarom, maar daar zijn de volwassenen voor nodig. Oef, wat kun je ze soms verfoeien, die volwassenen.

    BeantwoordenVerwijderen